Trix


door Loek Meijer

1. Koninginnedag

Dinsdag.

Ons bezoek vraagt:
"Hebben jullie er nog een hond bij?"
"Nee, was dat maar waar," is ons antwoord. "Nee, ze is van de boer."

De waakhond is oud genoeg om bij de boer de gedachte aan een opvolger te billijken. Het is een bastaard geworden, een kruising tussen een blauwe kees (zoals de boer de moeder aanduidt) en een .... Nou ja, de vader heeft zich op de vlakte gehouden.
"Dat moet toch wel een flinke hond geweest zijn," veronderstellen wij, kenners; "dat zie je aan haar poten. Misschien wel een herdershond. Kijk maar eens naar die spitse kop."

We kennen Trix pas een paar dagen. Ze heeft zich, toen we zaterdag van onze eerste wandeling terugkwamen, boven op Wolf gestort, maar zich er ook weer meteen vanaf laten vallen om alle andere manieren te beproeven waarmee je een grote hond gek kunt maken. Wolf liep aan de riem en dat liet ik zo, totdat we op ons eigen perceel waren, wat voor mij trouwens een hele opgaaf was.
Een kwartier vrij spel. Meer was echt niet nodig om de moestuin tot in de verste hoek omgeploegd te krijgen en twee honden te moe om nog een poot te verzetten. Een leuk gehoor, die twee op verschillende toonhoogte en in verschillend tempo hijgende honden. Het kleine hondje was eigenlijk te vies om aan te raken, nat als het was van Wolfs kwijl. Toch wilde ik het hondje wel even bekijken voor het weer aan het wervelen sloeg. Ze trok gauw haar smalle, buiten boord hangende tong onder mijn hand vandaan, maar gaf er gul een stel scherpe tandjes voor in de plaats. Knauw, knauw, grr, grr; o wat hebben we een lol! Ik liet haar maar even betijen, zodat ik onderwijl de gelegenheid had met mijn andere hand een globale indruk van haar te krijgen. Hoewel haar vacht vochtig en klitterig was en daardoor vol grasjes en ander klein plantaardig spul zat, was de krullerige structuur ervan er duidelijk aan af te lezen. Haar staartje had ze aardig droog weten te houden. De zachte vlaggen waarmee het was getooid waren daardoor een lust voor de vingers. Het mooist vond ik echter de krul waarin het staartje uitliep. Als je door de haren heenvoelde, was het als een pijpenrager waarvan het uiteinde op een slordige manier bovenlangs is teruggebogen, zodanig, dat de ontstane krul uit het lood hing. Hierdoor wapperde de vlag altijd aan stuurboord.
Voor een onderzoek van de pootjes schoot geen tijd over; de honden waren het rusten alweer moe.

Er kwam echter een moment waarop Wolf het gespring en gehap toch zat was; met overslaande stem probeerde hij zich het watervlugge ding van het lijf te houden. Met weinig succes. We hebben hem toen maar een handje geholpen door hem naar binnen af te voeren. Bovendien werd het tijd het hondje op het idee te brengen de thuisreis te aanvaarden, want er moest toch een baas of bazin zijn die zich onderhand ongerust aan het maken was. We lokten het beestje daarom mee onze tuin uit en begaven ons op weg naar de plaats waar we haar hadden opgepikt. We hoopten dat zij zich ondertussen zou herinneren waar ze thuishoorde. Aan het eind van het eerste paadje stond de boer met enkele recreanten te praten. Het hondje ging naar het groepje mannen toe, maar schonk aan geen van hen bijzondere aandacht. Omgekeerd gaf ook geen van de mannen de indruk iets met het hondje te maken te hebben. Haar aanwezigheid als zodanig leek hun evenwel niet te verbazen. Daarom voelden wij ons van de plicht ontslagen uit te zoeken waar het vandaan kwam.

Zaterdag.

Deze week is Trix ons vriendinnetje geworden. In de eerste plaats natuurlijk van Wolf, eerlijk is eerlijk, maar bij Stefica en mij heeft ze toch evengoed een warm plekje verworven. Geen wonder, want als ze ons ziet komt ze steeds uitbundig op ons afgestormd en springt ze tegen ons alledrie op, zonder uitzondering. Die wederkerige aanhankelijkheid brengt wel zorgen met zich mee.
Zit de oude hond de godganse dag opgesloten in een kennel, Trix lijkt de hele dag door haar eigen gang te kunnen gaan. De boer kijkt er bij vlagen op toe dat ze niet de weg op loopt en de recreanten moeten er zelf maar voor zorgen dat Trix hun niet tot last is. De boer deed maandag voor hoe je dat moest aanleggen. Hij brak een tak van een boom en liet deze dreigend door de lucht zwiepen.
"Zie je wel, dat ze daar schrik van heeft?"
Maar houd zo'n jonge hond maar uit je tuin, als er minstens twee openingen in de omheining zijn waar deze gemakkelijk doorheen kan glippen en als er een groot deel van de dag een leuke speelkameraad voorhanden is. Bovendien gunnen wij Wolf wel wat afleiding en genieten wij zelf ook van het beestje. Goed, Trix krijgt geen eten van ons; we zouden zelf ook niet willen dat Wolf van de buren wat toegestopt kreeg. Het gaat ons echter te ver, dat Trix' baas van ons verlangt dat we haar het erf afjagen. Hij mag blij zijn dat we haar af en toe terugbrengen, maar als hij dat al is, dan laat hij er niets van merken.

We hebben donderdag een grote rol gaas van een meter hoog gekocht. Daarmee hebben we drie zijden van de moestuin afgezet. Dat blijkt afdoende te zijn. Ze laten zich er niet eens tegenaan vallen.
De veiligheid van Trix vormt een groter probleem. Als we een wandeling gaan maken moeten we verdomd goed opletten dat Trix niet mee de weg op loopt. Had ze nou maar een halsband om, dan konden we haar gewoon aanlijnen. Maar nee hoor, daar hebben ze hier nog nooit van gehoord. Gisteravond kon ik haar niet van me afschudden. Doodsangsten heb ik uitgestaan. Zodra Wolf had gepoept ben ik omgedraaid. Gelukkig is er maar één auto langsgekomen en luisterde Trix toen ik haar riep. Ik moet er toch niet aan denken dat ze wordt overreden.

Vandaag zou ze weer met ons meelopen. We wilden een grote wandeling gaan maken. Stefica is toen naar de boerderij gelopen, terwijl ze Trix met zich meelokte. De boer kwam de schuur uit en joeg de hond de stal in. Er kon geen bedankje af.

2. Hemelvaartsdag

Donderdag. We waren vanmorgen om negen uur al hier. Pas rond elven kwam Trix naast het hek door de omheining heen. Nadat ze met Wolf uitgeravot was, is ze een tijdje in de tuin gebleven, alsof ze hier thuishoorde. Toen ik ontdekte dat ze naast mijn stoel lag, ben ik haar gaan aaien. Wellustig bood ze mij haar bespikkelde kale buik aan. Ze vond het heerlijk om daar gekriebeld te worden. Ondertussen knabbelde ze op mijn andere hand. Eigenlijk zouden we haar gewoon moeten meenemen, overwoog ik. Dat brengt weer wat leven in de brouwerij.
Een uur later bleek ze ongemerkt vertrokken te zijn. "Trix komt en Trix gaat."

Vrijdag.

Vandaag hebben we Trix voor het eerst in het huisje gelaten. Daar kwam ze oog in oog met de twee poezen te staan. Ze bleken alledrie een moedige inslag te hebben. Ze gingen niet voor elkaar op de loop. Op een halve meter afstand van elkaar stonden ze stoer te zijn, blazend en keffend, al naar hun gebektheid. Toen het nieuwe eraf was, hebben we Trix bij Wolf in de mand weten te krijgen. Jammer dat Stefica vergeten was een fotorolletje te kopen, want het zou een prachtig plaatje opgeleverd hebben, zoals Wolf met opengesperde kaken door Trix zijn tanden liet reinigen.

Zaterdag.

Het dondert in de verte. Ik ga gauw Wolf uitlaten om de bui vóór te zijn. Als ik op de terugweg de boerderij passeer, worden we door Trix begroet. Ik zeg dat ze daar moet blijven, maar dat haalt niets uit. Als later de bui losbreekt, kijken we even aan wat ze doet. Ze zal toch wel zo verstandig zijn om naar huis te gaan, waar een warme, droge stal voor haar open staat? Als ze na een kwartier nog bij ons voor de deur staat, besluiten we haar binnen te laten.
Een uur later regent en onweert het nog. Stefica noch ik voelen er iets voor om Trix alsnog het hondenweer in te sturen. We besluiten naar bed te gaan en haar bij Wolf en de poezen in de woonkamer te laten overnachten. Als ze moet plassen, kan ze de omgaasde serre in; de serredeur blijft open.
Het communiqué dat we de volgende ochtend kunnen uitgeven luidt als volgt: "Trix heeft haar waarschijnlijk eerste nacht in een woonkamer zonder problemen doorgebracht. Ze heeft doodgemoedereerd met Miss Piggy op de bank gelegen. Niet één keer heeft ze zich gemeld."

3. Pinksteren

Maandag.

De boer zegt dat Trix niet aan de verwachtingen voldoet; ze blaft niet. Als hij haar nou maar niet weg doet, zeggen wij tegen elkaar. Een paar uur later praten we er al anders over. "Als hij haar wegdoet, nemen wij haar."
We denken na over wat dat zou betekenen. "Maar dan is ze de hele dag alleen thuis. Dat kan toch niet?" "Dan moet je maar halve dagen gaan werken," zeg ik; "een halve dag moet ze wel aankunnen."
"Reken maar dat het ons hele leven zou veranderen," beseffen we 's avonds. We weigeren de balans op te maken, zodat het in het ongewisse blijft of we die verandering positief dan wel negatief zouden beoordelen.

Dinsdag.

Als we terugkomen van de ochtendwandeling werpt Trix zich voor Wolfs voeten vanuit een door een conifeer verschafte hinderlaag. Wanneer ze wat tot bedaren zijn gekomen, roep ik Wolf bij me voor de dagelijkse borstelbeurt. Als ik daarmee klaar ben - ik heb me niet gehaast, want tijdens het borstelen geniet ik steeds opnieuw met volle teugen van dit miniatuurlandgoed - vraag ik me af waarom ik Trix ook niet de borstel over de vacht zou halen. Vandaag één streek, de volgende keer twee. Op den duur zal ze er dan wel aan wennen. Tegen mijn verwachting in probeert ze niet één keer de borstel tussen haar tanden te nemen. Ze blijkt het heerlijk te vinden.

Als we 's middags met volgeladen auto naar huis vertrekken, staat ze ons bij het hek na te kijken.

4. Eind juni

Zaterdag.

Ik heb een slipkettinkje gekocht om haar in tijden van nood te kunnen aanlijnen. Laat ik eens met haar gaan oefenen.
Ik bevestig de karabijnsluiting van de reserveriem aan de onderste ring van het tot een halsband omgetoverde kettinkje; er ontstaat op die manier een vergrendelde lus. Deze schuif ik over het spitse snuitje achterwaarts over de oren. Tot zover gaat het van een leien dakje. De eerste stappen gaan ook nog goed. Dat wil zeggen: ze loopt per ongeluk met me mee. Zodra ze echter wat achterblijft, blijkt de lus te ruim te zijn; hij glijdt zonder enige weerstand te ontmoeten terug over haar oren heen en valt als een loos hulpmiddel in het gras. Dan maar de lus op slipstand, de sluiting aan de bovenste ring gehaakt. De lus om het nekje wordt dan een kleine lasso. Zodra de hond niet meeloopt, neemt hij het beestje in een wurggreep. Niet leuk, natuurlijk, maar dat is net de bedoeling. Trix moet ervaren dat de lus weer draaglijk wordt, als ze de voortgaande beweging hervat. Helaas, het systeem blijkt te falen; de onderste ring blijft op een schakel hangen, misschien doordat er te weinig veerkracht in het nekje zit. Het gevolg is, dat ik na een meter of twintig de oefening moet staken; Trix is de verstikkingsdood nabij.

Ze is in de afgelopen weken een stevig hondje geworden, maar het ziet er niet naar uit dat ze de aanduiding "klein hondje" zal ontgroeien. Kleine honden hebben mij nooit kunnen bekoren. Ik heb het idee dat kleine hondjes niets voor mij zijn. Als ik, gewend als ik ben aan grote honden, er mijn handen naar zou uitsteken, zou ik ze fijn knijpen, denk ik. Zo'n hondje aan een riem is, vind ik, zoiets als een ballon aan een touwtje. Geen bal aan, dus. Maar Trix, dat is iets anders. Een klein hondje, weliswaar, maar stevig van romp en poten. Daar kun je gewoon wild mee spelen. Bij haar hoef je niet bang te zijn dat je brokken maakt. Wolf is daar trouwens ook niet bang voor. Die slaat in één beweging Trix' pootjes onder d'r lijf vandaan en gaat vervolgens rustig met zijn volle veertig kilo dwars over haar heen liggen. Ook Wolf zal wel vinden dat Trix bij ons hoort. Zei die boer maar dat hij haar kwijt wilde.

Zondag.

Gisteravond hebben we iets heel stouts gedaan. We hebben Trix stiekem even met de auto meegenomen; gewoon om te kijken of ze er tegen kon. Ze liet zich zonder tegenstribbelen in de achterbak tillen en toen we goed en wel reden, nam ze er liggend haar gemak van. Bij het uitstappen vertoonde ze geen bijzondere haast.
Ook wat het autorijden betreft kan ze dus onze hond worden.

5. Half juli

Zondag.

Krijg nou wat! De boer heeft er nog een hondje bij genomen! Stefica heeft er een glimp van opgevangen. Het zit de hele dag in de schuur. Misschien moet het zo leren blaffen.
Zou Trix nu van de hand worden gedaan? Stefica vroeg het gistermiddag aan de boer. "Ik heb er 175 gulden voor betaald," zei hij. Meer zei hij niet.

Wilden wij 175 gulden betalen voor een hond die met gekookte aardappelen is grootgebracht? Wier achterpoten te wijd uit elkaar staan? Die gewend is de hele dag haar eigen gang te gaan? Die waarschijnlijk niet eens zindelijk is? Die nog nooit een dierenarts onder ogen is geweest?
Ach, we hadden er wel het dubbele voor over, als er maar niet het vooruitzicht was geweest dat ze de eerste maanden de hele dag alleen thuis moest zitten.

Er komt nóg wat bij. De kinderen hebben ineens belangstelling voor Trix.
De kinderen?
Ik moet even wat uitleggen. De man die ik tot nog toe kortheidshalve met "de boer" aanduidde, is eigenlijk de gepensioneerde boer. Zijn zoon Herman heeft het bedrijf overgenomen. Deze woont met vrouw en vier kinderen (allemaal jongens) in de eigenlijke boerderij. De woning van de boer in ruste en zijn vrouw is later aangebouwd.
De kinderen nu besteden ineens veel meer aandacht aan Trix dan voorheen. We vermoeden dat Trix mag blijven, zolang zij ervoor zorgen dat ze op het erf blijft. Zouden wij Trix kopen, dan zouden wij de kinderen dus hun hondje ontnemen. Zouden wij ze dat wel willen aandoen?

Vanmiddag is Trix ons achterop gekomen, toen we al bijna bij de zandweg waren. We zijn maar doorgelopen. Nadat ze even in haar eentje in het aangrenzende natuurgebied had rondgestruind, is ze als een welopgevoede hond netjes bij ons in de buurt gebleven. Als we een tak weggooiden, was zij er het eerste bij, maar ze liet het aan Wolf over om hem te apporteren. We zagen ons vieren al in het stadspark lopen.

Ze hebben geloof ik niet gemerkt dat ze met ons mee is geweest. Later op de dag kwamen de twee jongste kinderen haar met hun skelter bij ons ophalen. Zodra ze hen hoorde aankomen, vluchtte ze het halletje van het huisje in. Toen ik me naar haar toeboog om haar een kontje te geven, ontmoetten mijn handen een recht omhoog gestoken snuitje. Smekende ogen. Dat begrip had me nooit iets gezegd, totdat ik in de houding en de roerloosheid van dit hondenkopje de belichaming van een smeekbede ontmoette. Een moment verstarde mijn beweging. Toen deed ik toch wat de normen van de samenleving mij oplegden. Om me naar die normen te voegen, logenstrafte ik haar vertrouwen in mij. Ik verried haar aanwezigheid.

6. Eind juli

Zondag.

We hebben het nu wel bij de boer verbruid, denk ik. We hebben Trix vannacht weer bij ons laten logeren, omdat ze, ondanks de striemende regen, bij ons huisje was blijven rondhangen. We konden het vragende gejank op den duur niet meer aanhoren. Terwijl we vanmorgen zaten te ontbijten, stond Herman ineens in onze tuin. Nadat Stefica mij dit had gemeld, zei ze: "Vraag hem maar meteen of ze bij ons mag blijven."
Ik liep door de keuken naar het halletje, draaide de deur van het slot en deed een stap naar buiten.
"Goeiemorgen."
"Goeiedag, is Trix bij jullie?"
"Ja, ze is hier. Het regende gisteravond zo erg, dat we haar maar binnen hebben gelaten."
"Maar dat mogen jullie toch niet doen? Mijn vrouw en de kinderen hebben vanmorgen een uur lopen zoeken."
"Ze hebben niet hier gezocht, anders hadden we het wel gehoord."
"Als jullie haar binnenhalen, weten wij niet waar ze is."
"We hebben haar alle kans gegeven om naar huis te gaan. Wij kunnen er toch niets aan doen als ze daar geen gebruik van maakt?"
"Ik zal het er wel met mijn vader over hebben."
"Misschien moeten jullie eens een goed hok voor haar maken; eentje waar ze niet uit kan ontsnappen. Ik zal haar wel even halen."
Tussen het halletje en de keuken hebben we een deur laten plaatsen om het risico te verkleinen dat een poes wegloopt. Stefica duwde Trix door een kier langs die tussendeur het halletje in. De voordeur stond wagenwijd open, maar ze bleef stokstijf tegen mijn benen aangedrukt zitten. Ik tilde haar op en zei terwijl ik haar aanreikte: "Ga maar lekker met de baas mee." Ik voelde me andermaal een verrader.
Herman liep met haar in zijn armen weg. Bij het hekje zette hij haar op de grond. In plaats van voor hem uit te snellen, maakte ze echter rechtsomkeert. Weer zocht ze bescherming bij me, het snuitje naar me opgeheven. Waarom mag ik nou niet bij jullie blijven, hoorde ik haar smeken. Ik bleef haar een verklaring schuldig. Ze maakte zich zwaar, toen ik haar optilde. Ik leverde haar zwijgend uit.
"Waarom heb je niet gezegd dat wij haar willen hebben?" vroeg Stefica verwijtend.
"Ik geloof dat ik daar te kwaad voor was. Bovendien lijken ze toch wel om haar te geven."
"Maar 's avonds kijken ze niet naar haar om."
"Nee, ik snap er ook niets van. Hun hondenliefde is met raadsels omgeven."
We hebben Trix vandaag niet meer gezien.

7. Augustus

Zaterdag.

Onze buren uit Den Haag zijn een weekeinde op bezoek. Aan het begin van de barbecue hield ik mijn hart vast. Wolf en Trix waren eenvoudig niet weg te slaan bij de vuurplaats. Niet dat ze op het vlees lagen te loeren. Nee, daar ging het hen niet om. Wat dan wel? Volgens mij wilden ze uitvinden wie het kleinste rondje om de barbeque kon rennen zonder het toestel omver te stoten. Hen van elkaar te scheiden door één van hen binnen te zetten maakte de zaak natuurlijk wel veilig, maar Trix' gekef naar Wolf aan de andere kant van het serregaas stelde er een andere soort onrust voor in de plaats. Op den duur zijn ze gelukkig toch gaan liggen slapen. Dat Trix aan mijn voeten lag, merkte ik trouwens pas toen ik na de maaltijd opstond om voor de heren een glas whisky te halen en voor de dames een Ponche Kuba. Ze piepte wel, toen ik met mijn lompe klomp op haar tere pootje stapte, maar na mijn terugkomst nam ze weer vol vertrouwen haar oude plekje in.

We zitten zwijgend bijeen. Een zoele avond mag je deze niet noemen, maar met een trui aan is het buiten goed uit te houden. Toch lijken we de enige recreanten te zijn die zitten te schemeren. De vogels zijn al een poosje stil. Van tijd tot tijd slaat één van de vier honden uit de omgeving aan. Koeien laten zich niet horen; ze zijn vanavond op stal gehouden met het oog op de zondagsrust van de Veluwse boer. Geef ze eens ongelijk, die Christelijke boeren. Als ze er geen gebod van maakten zouden ze hun werk nooit durven te onderbreken. Dan zou ik hier nooit rustig kunnen luieren, want dan zou ik medelijden hebben met hun nooit aflatend gezwoeg, of me doodschamen voor mijn luxe leventje.
Opeens word ik opgeschrikt uit mijn gemijmer. Ik hoor geblaf, daar hoef ik niet over na te denken. Het duurt echter een paar tellen eer ik doorheb dat het onze Trix is die zich een meter of tien verderop staat druk te maken. Het is voor het eerst dat ik haar hoor blaffen en dat vervult me met een gevoel dat ik herken van de momenten dat ik mijn kinderen hun eerste op woorden lijkende klanken hoorde voortbrengen. Vol ontzag laat ik me ontroeren door haar opgewonden waarschuwingen aan het adres van iets dat zich aan gene zijde van het aanpalende weiland moet bevinden. Trix is dus toch nog waaks geworden, constateer ik met de trots van een man die hoort dat zijn kind een examen heeft gehaald. En dan nog van die mooie punten..... Ik bedoel: Wat een stem! Niet kefferig en natuurlijk ook niet laag, zoals Wolf blaft, maar toch heel robuust. Indrukwekkend beheerst; dat is het. Alsof ze precies weet welke toon ze moet aanslaan om dat onraad aan gene zijde de stuipen op het lijf te jagen.
Stefica is overeind gekomen om te zien wat Trix zo bezighoudt. "God, wat staat ze er prachtig bij, met dat brutale kopje in de lucht! En wat een spanning in dat lijfje!" En even later: "Maar Joost mag weten waar het om begonnen is. Ik kan niets ontdekken dat haar aandacht kan hebben getrokken."
Trix geeft ons ruimschoots de tijd om haar stem te leren kennen. We gaan ons zelfs afvragen of we haar niet moeten kalmeren; misschien houdt ze wel mensen uit de slaap. Maar eer we tot een besluit zijn gekomen, is Trix opeens weer in ons midden. Ik stel me voor dat ze wanhopig moeite doet om een manier te vinden waarop ze ons kan vertellen wat haar zo heeft opgewonden. Wat moet een hond zich soms ontzettend machteloos voelen, denk ik vol medelijden.

Donderdag.

Sinds die barbecue-avond horen we Trix vaker een blafconcert geven. Een paar keer gebeurde dat in het holst van de nacht. De eerste keer zei Stefica vertederd: "Ze waakt over ons." Mijn gedachten waren nog minder realistisch. Terwijl ik naar die eenzame expressie van angst of angst inboezemen lag te luisteren, viel het me niet moeilijk mezelf voor te stellen dat ik in de broze bescherming van een tent lag te luisteren naar de omtrekkende bewegingen van een van de roedel afgedwaalde wolf.

Zaterdag.

Vandaag hebben we ons rotgelachen om Trix. Ze liep voor ons uit toen wij op weg waren naar het parkeerterreintje. Ze zou net de tweede hoek omslaan, toen ze stokstijf bleef staan en het op een dreigend blaffen zette. Wat was het geval? Twintig meter verderop stond een kruiwagen midden op het pad! Kruiwagens genoeg natuurlijk, zowel op de boerderij als bij de recreatiewoningen. Die ene onbeheerde, midden op het pad, was echter een en al dreiging. Dáár moest je als jonge hond iets tegenover stellen!

Zondag.

De afgelopen twee weken zijn we met de schuwe kinderen van Herman zowaar on speaking terms gekomen. Door Trix, uiteraard. Bijna dagelijks kwamen ze (meestal met z'n tweeën) wel twee of drie keer vragen of we "Trixie" hadden gezien. Vandaag kwam het jongste met een vriendje van een boerderij verderop zelfs helemaal de tuin in. Trix en Wolf waren op takken aan het kluiven die ik van een conifeer had gezaagd. Dat vriendje was niet op zijn mondje gevallen en liet graag merken dat hij gewend was met honden om te gaan. De anders zo zwijgzame Gijs kreeg er zelfs praatjes van. Stefica heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt door Gijs voor te doen hoe hij Trix moet optillen, als hij haar komt halen en ze niet uit zichzelf mee wil. We hebben hem ook nog maar verteld dat een halsband geen luxe zou zijn. Wie weet brengt hij de boodschap aan zijn ouders over. "Ach, die stadse mensen! Wat weten die er nou van?"

Dinsdag.

Het andere hondje loopt nu ook af en toe los. Wolf moet er niets van hebben. De boer (ik bedoel de gepensioneerde) is wel te spreken over de slimheid van het beestje. "Hij weet precies dat hij niet op de weg mag komen. Als ik hem terugroep, dan vliegt hij naar de schuur. Hij weet heel goed dat hij ervan langs krijgt als hij bij mij in de buurt komt."
Daar gingen we maar niet op in. In plaats daarvan zei Stefica langs haar neus weg: "Trix mag nu zeker wel blijven, nu ze toch is gaan blaffen."
"Ze is niet van mij," mompelde hij en keerde zich van ons af.

Donderdag.

De vakantie zit er bijna op. We zullen Trix dadelijk wel erg missen. Ze is elke dag wel een paar uur bij ons. De conifeer bij de buitenkraan is haar schuilplaats geworden. Daaronder is het altijd koel. Toen we gisteren boodschappen gingen doen, bleef ze daar liggen. Toen we terugkwamen, lag ze er nog, alsof ze er de wacht had gehouden.
Regen schijnt haar niet te deren. Als ze binnen wil komen is het omdat ze bij Wolf wil zijn. Dat laat ze merken door jankend aan de deur te krabbelen. Zij en de poezen hebben elkaar volledig geaccepteerd. Stefica zag gisteren dat Minoesjka haar kopjes gaf. Tegen beter weten in zeggen we tegen elkaar dat we Trix aan het eind van de vakantie zullen ontvoeren.

8. Half september

Zondag.

Trix en Wolf hebben een nieuw spelletje uitgevonden. Ze rennen geen rondjes meer om het huisje, maar om de vijver. In het hevigst van de strijd springt Wolf in het water. Lachen, gieren, brullen dus! Hij draait dan een paar keer om zijn as en behangen met kroos en stank klautert hij er weer uit. Even later gaat hij er echter opnieuw in. We kunnen hem nu nog buiten laten drogen. Als het dadelijk kouder is, moeten we er toch iets op vinden. Het verbaast ons trouwens dat die kleine dondersteen niet achter hem aan springt.

Trix vindt het borstelen nog steeds leuk. Haar vacht is een stuk minder pluizig dan een paar maanden geleden. De krulletjes hebben zich uitgestrekt en zijn wat stugger geworden. Het staartje van toen is een flinke pluim geworden. Het moet heerlijk zijn om daarmee over de wang gestreken te worden.

9. Half oktober

Zondag.

Wat bezielt die boer! Er zitten ineens twee Hollandse herders in de kennel. De oude hond is overleden. Hij heeft er één gekocht, heeft hij Stefica verteld; de ander kreeg hij voor niets mee; ze waren bang dat de broer zou overblijven. Twee reuen van vier maanden. Zal hij nu dan eindelijk zijn waakhonden hebben?

Trix is loops. De boer vermoedde dat twee weken geleden al; hij had gezien dat een grote reu haar besprong. Wolf heeft - de castratie ten spijt - nu ook laten zien dat hij geen gevoel voor verhoudingen heeft. Hij drukte het teefje zowat de grond in. Trix heeft Stefica een blik op haar vulva gegund. "Net een roos," zei ze. Volgend weekeinde komen we hier voor onze herfstvakantie. Dan zal ik mezelf een biologielesje geven.

Het vijverprobleem hebben we opgelost door het gaas van de moestuin eromheen te zetten. In de moestuin is nu toch niets meer te vernielen.

Ik bewaar de pens meestal in een emmer water. Die emmer staat dan in de gootsteen onder de buitenkraan. Omdat de emmer gisteren even voor iets anders in gebruik was, heb ik de pens zolang in het plastic draagtasje aan de kraan gehangen. Toen ik Wolf wilde gaan voeren, bleek de zak leeg op de grond te liggen. Op dat moment herinnerde ik me dat het me was opgevallen dat ze daar zo lang hadden rondgescharreld, terwijl ik aan de andere kant van het huisje in de zon zat. Nu maar hopen dat ze er beiden van hebben geprofiteerd.

Ik weet niet wat Trix vandaag mankeerde. Ze bleef in de hal achter, toen Wolf en Stefica na het eten naar buiten gingen. Ik merkte dat pas, toen ik iets in het afvalemmertje ging weggooien. Die gelegenheid nam ze te baat door mee de keuken in te glippen. Daar strekte ze zich behaaglijk op de plankenvloer uit. Toevallig moest ik ook op die ene vierkante meter zijn. Voor de afwas. Bij het successievelijk naar de kamer brengen van de afgedroogde spullen botste ik ongewild nogal eens met mijn voeten tegen haar aan. Dat moest ze toch lastig vinden, zou je zeggen. Het leek haar geen barst te kunnen schelen. Ze heeft er de hele afwas uitgelegen.

10. Eind oktober

Dinsdag.

Zondag zijn we hier gekomen om de tuin winterklaar te maken. De hele dag geen Trix gezien. Gisteren ook al geen Trix. Hebben ze haar nu toch ineens weggedaan?
Vandaag ben ik naar Apeldoorn geweest voor mijn zesde optaconles. Stefica heeft me met de auto van de trein gehaald. Terwijl we van het parkeerterrein naar ons huisje lopen, zegt ze: "We zullen Trix niet meer zien."
"Hoezo? Is ze verkocht?"
"Het is veel erger. Trix is dood."
"Dood?"
"Ja, overreden."
"Overreden?"
"Die stomme boeren ook!"
"Wanneer?"
"Weet ik niet. Twee dames hebben haar langs de weg gevonden. Ze was toen nog niet dood. Maar ze was niet meer te redden, zei de boer."
"En ze hebben er niets van geleerd," zeg ik. "Die andere kleine laten ze nog steeds loslopen."
"Ze was te lui om opzij te gaan, zei de boer nog, alsof het haar eigen schuld was!"
"Het natuurlijke selectieproces; bedoelde hij dat soms?"
"Ik kon het niet langer uithouden; ik móést weten wat er met haar aan de hand was. Ik ben eieren gaan kopen. Toen heb ik het gevraagd. En weet je wat'ie zei?"
"Nou?"
"Hij zei: Ik had net gedacht, als die mensen uit Den Haag komen, dan zal ik zeggen dat ze haar kunnen krijgen. Hoe vind je dat nou?"

We zijn vorige week vrijdag naar een optreden van Joop Visser geweest. Eén van zijn liedjes was een treurlied over Ischa Meijer. Heel sober. Zo sober zelfs, dat ik aanvankelijk dacht dat hij de draak stak met de verbijstering over de dood van Ischa Meijer. Later begreep ik dat in de soberheid (en ik mag wel zeggen: de onbeholpenheid) juist een diepe emotie besloten lag. Op dit moment, op weg naar ons huisje, begrijp ik echter pas goed hoe machteloos je je kunt voelen als verdriet en woede met elkaar concurreren. We nemen daardoor en vanzelf onze toevlucht tot Joop Vissers treurlied over De Dikke Man. Stefica begint ermee; ze heeft het lied waarschijnlijk al ettelijke malen gedraaid. We parafraseren: "Onze Trix is dood; onze Trix is heengegaan; onze Trix komt nooit meer terug; onze Trix is dood."


- - -
(Den Haag, november 1996.)
***
terug naar de beginpagina van teksten van Loek Meijer
terug naar de beginpagina van de website