Op haar oude dag


door Loek Meijer

De bel gaat. Daar zul je Hetty hebben.
Ik zet de daisyspeler stop, loop naar de voordeur, draai de sleutel om, duw de deurkruk omlaag en trek de deur met een zwaai open.
"Hallo, moedertje, daar ben ik."
Het is Hetty inderdaad.
"Hallo, dochtertje! Kom binnen!"
Op een zeker moment is ze mij moedertje gaan noemen ter afwisseling van mam. Om haar te plagen betaal ik haar met gelijke munt terug.
"Mooi op tijd, geloof ik," zeg ik en ik sluit de deur achter haar.
"Zal ik je jas ophangen?"
"Doe geen moeite; hij hangt al. Pfoe, wat is het hier warm!"
"Vind je? Ikzelf vind het nogal meevallen."
"Er staat ook helemaal geen raam open. Mag ik even?"
"Als je het dan maar niet vergeet te sluiten voor je weggaat."
"Ik zal het proberen. Maar je hoort het toch wel als hij openstaat? En anders voel je het wel, toch?"
Ik loop zonder reactie naar het keukentje. Het is een conversatie die er bij is gaan horen. "Een kopje koffie gaat er zeker wel in, niet?"
Ik weet welk antwoord ze zal geven. Ook dit is vaste prik.

Ze laat me betijen. In de beginfase van mijn slechtziendheid was dat wel anders; ik liet me dat toen ook aanleunen. Maar toen ik met het revalidatieprogramma was begonnen moest daaraan een eind worden gemaakt. Wat op eigen kracht niet was gelukt, lukte wél met de professionals op de achtergrond als bijna dicterende raadgevers. Het merkwaardige was dat na mijn verhuizing naar deze aanleunwoning wij beiden vergeten leken te zijn hoe we wat dit betreft met elkaar omgingen. Door mijn onzeker gedrag in de nieuwe woning - het duurde een tijdje voordat ik alles een vaste plaats had gegeven en ik die ook onthield - stak Hetty onwillekeurig een helpende hand toe en nam ik deze graag aan. Aanvankelijk althans. Toen ik weer greep had gekregen op mijn huishouden begon de behulpzaamheid me te hinderen; wat ik zelf kon doen, wilde ik ook zelf doen, ook als ik het langzamer deed dan Hetty. Gelukkig herinnerde ik me de heilzame uitwerking van mijn beroep op de revalidatieprofessionals.
Er zijn echter dingen die ik zonder bezwaar wél aan Hetty overlaat. Zij mag inschenken en de bekers naar de zithoek brengen. Haar geheide reactie: “O, wat ben ik weer blij!”

Ik roer in mijn koffie, hoewel er niets te mengen valt. Een tic van me; het gaat om het geluid. Ik vraag:
“Nog nieuws uit de grote stad?”
“Ik geloof van niet. Met Pasen was ik hier voor het laatst. Is er iets bijzonders in die drie weken gebeurd?”
“Op je werk misschien?”
“Nee. Hoewel … Mijn afdelingschef gaat weg.”
“Hoe dat zo?”
“Vrijwillig, hoor. In een gekke bui heeft hij bij het Rijk gesolliciteerd. Gewoon om te kijken hoe ze zouden reageren. Laten ze hem nou nog willen hebben ook!”
“Nu maar hopen dat je weer zo'n goede baas krijgt.”
“We zien wel. En hier? Zijn hier nog ontwikkelingen?”
“Eh …”
Ik doe alsof ik nadenk; neem nog maar eens een slokje.
Ze verwacht er kennelijk niet veel van. Ze laat haar blik ronddwalen.
“Hee, wat is dat?”
Ze staat op om het van dichterbij te bekijken. Ik houd mijn mond.
“Een machine? Er steekt een vel papier uit. Mam, wat is dat voor een ding?”
Ik grijns geamuseerd.
“Toe, zeg op!”
Ik zal haar noch mezelf langer pesten. Ik ga naar haar toe, leg mijn hand op het apparaat en zeg met gespeelde onverschilligheid:
“Dit is een brailleschrijfmachine.”
“Een wat? Je bent toch niet blind of van plan om dat te worden?”
“Moet je dan blind zijn om zo'n ding te kunnen gebruiken?”
“Nee, dat niet, misschien, maar het moet wel ergens toe dienen, lijkt me.”
“Om het schrift te leren, bijvoorbeeld.”
“Waarom zou je het willen leren?”
“Je kunt braille in het donker lezen.”
“Ga toch weg! Daar heb je toch je gesproken boek voor?”
“Dat maakt zo'n herrie.”
“Geen onzin praten, mam. Ik dacht dat je ze nog allemaal op een rijtje had.”
“In zekere zin heb je gelijk, wat dat rijtje betreft, maar er zijn momenten dat ik denk: hoe ouder, hoe gekker.”
Mijn ironische toon maakt haar ondraaglijk nieuwsgierig. Ze pakt me bij een arm, voert me naar mijn stoel, duwt me erin en gebiedt:
“Vertel op! Is braille leren hier soms een vorm van vrijetijdsbesteding naast bijvoorbeeld breien?”
“Goed, ik zal het uitleggen. Maar schenk eerst nog een keer koffie in.”

Als de bekers weer gevuld zijn steek ik van wal:
“Heb ik je verteld dat ik hier iemand heb ontmoet die evenals ik van schaken houdt?”
“Ik kan het me niet herinneren.”
“Nou, dat is zo. Het is een blinde man. Voor het schaken heeft hij geen braille nodig, maar het is wel iemand die brailleboeken leest.”
“Ga je nu boeken voor hem in braille omzetten?”
“Stil nou. Ik dacht: Ik zou wel braille willen leren, dan kan ik hem eens een briefje schrijven.”
“Hij woont hier?”
“Ja.”
“Waarom zou je hem dan briefjes schrijven?”
“Val me toch niet steeds in de rede. Luister nou. Hier woont ook een mevrouw die een soort museumpje heeft met spullen die met braille te maken hebben. Ik ben naar haar toegegaan om te vragen of ze mij braille wilde leren. Dat wou ze en ze stelde me meteen gerust: Ik zou merken dat het niet moeilijk was. Om braille te kunnen schrijven leende ze mij deze machine. Dat is het hele verhaal.”
Korte stilte. Dan, Hetty:
“Weet je het zeker?”
“Hoe bedoel je?”
“Ben je nog op je eerste briefje aan het oefenen?”
“Eerlijk gezegd: Nee.”
“Kon hij wijs worden uit je eerste briefje?”
“Jazeker.”
“Hoe reageerde hij? Wat had je geschreven?”
“Hij was ontroerd.”
“Door de vorm of door de inhoud?”
Ik antwoord met een mysterieuze glimlach.
“O jee,” roept Hetty uit, “ik geloof dat … dat mijn moeder op haar oude dag ….”
Ik merk dat mijn hand een beetje trilt als ik naar mijn beker reik.

- - -
(Nijkerk, 29 april 2012.)
***
terug naar de beginpagina van teksten van Loek Meijer
terug naar de beginpagina van de website