Interview met Annie Schalkwijk, door Loek Meijer afgenomen in november 2014
Annie Schalkwijk heeft jarenlang als verpleegkundige gewerkt, de laatste twaalf jaar, tot aan haar zeventigste, in een hospice. Ze is ook als docent verpleegkunde werkzaam geweest. Thans doet ze nog op allerlei terrein vrijwilligerswerk.
Annie (71) is in oktober voor een driedaagse straatretraite in Keulen geweest, samen met twee jongere vrouwen.
"Het was de bedoeling om een paar dagen te ervaren hoe het is dakloos te zijn. Dat kan niet in Nederland, omdat het hier verboden is om op straat te slapen. Ook op stations moet je ervoor oppassen dat je in slaap valt, want nadat ze je twee keer hebben moeten wakkerschudden word je eruit gezet. In Keulen mag dat wel. Anders dan in Nederland mag je in Duitsland ook bedelen. Voor zo'n straatretraite moeten we dus de grens over. In België kun je er ook voor terecht."
"Ik voel me al lange tijd aangetrokken door het Zenboeddhisme. Voor de beoefening daarvan heb ik me aangesloten bij het Zencentrum van Niko Tydeman Sensei in Amsterdam. Eén keer per week ga ik naar een bijeenkomst van die gemeenschap. Zo'n gemeenschap heet sangha. In die gemeenschap zijn meerdere richtingen vertegenwoordigd. De richting van de Zen Peacemaker Order bleek me op den duur het meest aan te trekken. Ik voel me daarin thuis omdat deze richting maatschappelijk geëngageerd is. De Amerikaan Bernie Glassman is er de grondlegger van. Hij werkt veel met werklozen die op straat leven; hij zet werkprojecten voor hen op. De peacemakers komen op voor de zwakkeren in de samenleving, zoals dak- en werklozen, mensen zonder verblijfstitel, vluchtelingen, stervenden, oorlogsslachtoffers, noem maar op. Om dit in praktijk te brengen doe ik onder meer vrijwilligerswerk in de daklozenopvang.
De peacemakers hebben een eigen sangha. Dit is een virtuele gemeenschap; de onderlinge communicatie geschiedt via internet. Hierdoor kan het een wereldwijde gemeenschap zijn. Vorig jaar heeft Bernie Glassman echter een afdeling voor Nederland en België ingesteld. Frank de Waele, een zenleraar uit Gent, heeft hij tot spirit holder benoemd. Deze afdeling vormt een eigen sangha. Daar ben ik ook lid van. Die sangha bestaat op het ogenblik uit acht personen, denk ik. Dat zijn mensen die ervoor gekozen hebben peacemaker te worden en via een wijding zijn toegelaten. Om toegelaten te kunnen worden moet je uiteraard de uitgangspunten van Bernie Glassman kennen, je moet een straatretraite gedaan hebben en je moet een grote retraite hebben meegemaakt.
Mediteren is tijdens zo'n retraite de belangrijkste bezigheid. Dat kan zittend op een kussen gebeuren, maar ook lopend en werkend. Bij het laatste moet je denken aan tafels dekken en afruimen, aan afwassen en aan werken in de tuin. Je probeert die dingen in stilte en met volledige aandacht te doen.
De drie uitgangspunten van de peacemakers zijn:
1. Not knowing (een open houding, geen oordeel);
2. Bearing witness (erkennen wat er is, zonder oordeel; iets is wat het is);
3. Compassionate action (in vervolg op de eerste 2 uitgangspunten ontstaat vanuit het hart een weten wat gepast is om te doen).
Anders gezegd: Door je open te stellen voor wat er is en te erkennen dat dat er is, kom je in actie."
"Ik zou in oktober tijdens de straatretraite in Keulen tot peacemaker worden gewijd. De ceremonie heeft echter afgelopen zomer al plaatsgevonden. Ik nam toen deel aan een grote retraite in Cadzand. Frank de Waele, de spirit holder, en een zenlerares bij wie ik twee trainingen met betrekking tot sterven had gedaan, waren daar ook. Zij wisten dat Joan Halifax in Europa was, een heel bekende spirit holder uit de VS. Op basis van hun ervaringen met mij hebben ze die omstandigheid willen benutten door mij door haar te laten wijden. Daarmee voelde ik me erg vereerd."
"We zouden de straatretraite in Keulen als peacemaker of aanstaande peacemaker doen, onder leiding van Frank de Waele, onze spirit holder. Door ziekte kon hij echter niet mee. Hij had er gelukkig geen bezwaar tegen dat wij, drie vrouwen, zonder hem gingen, op voorwaarde dat we niet onder de noemer van de Zen Peacemakers Order zouden gaan. We hebben nog geprobeerd het aantal deelnemers weer op vier te brengen, maar dat is niet gelukt."
"Met straatretraite moet bereikt worden dat je ervaart hoe het voelt genegeerd te worden; te ervaren hoe het is jezelf zonder de gebruikelijke middelen te moeten redden. Het lijkt misschien op een overlevingstocht, maar dat is niet de essentie ervan. Het gaat erom dat je bij de kern van je persoonlijkheid komt. Meer dan om de vraag of je durft te bedelen gaat het om de vraag waarom je het niet zou durven. Kon ik me identificeren met dat wat er was of hield ik de boot af? Na drie dagen en nachten in Keulen te hebben gezworven, kwam ik heel dicht bij het besef dat ook ík een zwerver was."
"Eén van ons had voor noodgevallen een telefoon en wat geld bij zich. Wat ik bij mij had was mijn paspoort, een flesje water en een slaapzak. De andere spullen die ik op weg naar Keulen bij me had, heb ik in een kluis op het centraal station van Keulen gedeponeerd. Hierdoor waren we natuurlijk niet echt in een situatie die vergelijkbaar is met die van een dakloze in Keulen. Als we wilden konden we immers bij onze spullen in de kluis komen. Bovendien hadden we ons vooraf op de hoogte gesteld van de aanwezige hulporganisaties en voorzieningen in Keulen. Een ander verschilpunt was dat wij een beroep gingen doen op mensen en organisaties terwijl wij feitelijk niet in nood waren. Omdat dit geen goed gevoel gaf, hadden we van te voren afgesproken dat we achteraf enkele organisaties een gift zouden doen en dat we bij het bedelen open kaart zouden spelen. We zouden uitleggen waarmee we bezig waren."
"Ik was degene die het bedelwerk deed. We hadden daar niets over afgesproken. Misschien pakte ik het uit mezelf op doordat ik enige ervaring heb met het praten in het Duits. Mede omdat we wilden toelichten waarom we aan het bedelen waren, was het aanschieten van mensen geen lopendebandwerk, zoals collectanten alle voorbijgangers lukraak de collectebus voorhouden. Ik probeerde er de mensen uit te halen van wie ik minimaal begrip mocht verwachten. Ik denk dat ik ruwweg even vaak bot ving als dat er wat gegeven werd. Maar ook als mensen niets gaven, waren ze in de regel wel vriendelijk. Daar moest ik natuurlijk op mijn beurt ook vriendelijk bij blijven; men had het recht nee te zeggen. Een nee werd af en toe ook wel toegelicht. Zo had ik bijvoorbeeld een keer een groepje jonge meiden aangesproken. Deze waren met weinig middelen op een soort tienertoer. Logisch dat zij niets konden missen. Maar ook als het niet begrijpelijk was geweest, hadden we de afwijzende reactie gewoon moeten accepteren. We vroegen immers om een gunst.
Zoals gezegd legde ik uit waarom we aan het bedelen waren. Men ging daar vrijwel nooit op in; veel tijd kostte dat dus niet. Had ik me wél als een behoeftige dakloze voorgedaan, dan was het nog de vraag geweest of men mijn verhaal had geloofd. Mijn kleren zagen er weliswaar niet heel en verzorgd uit, maar ik mis ten enenmale het vóórkomen van een zwerver. Daar kan ik niets aan doen."
"De eerste dag hebben we contact gelegd met een organisatie die zich al 35 jaar met dak- en werklozen bezighoudt. Ze komt aan inkomsten door het ontruimen en/of opknappen van woningen. De organisatie geeft voedsel en onderdak aan wie zich meldt. Wie meewerkt krijgt een zakcentje. Bij deze organisatie hebben we aangeklopt met de mededeling dat we met een spirituele beoefening bezig waren om de ervaring van daklozen op te doen. Het resultaat was dat we een hapje eten kregen en een verwijzing naar de zogenoemde meubelhal, een grote tent. Daar konden we de nacht doorbrengen.
Ik had die dag ook mijn eerste bedelervaringen. De locatie die we hadden uitgekozen was echter niet gunstig, het moment trouwens evenmin. Ik trof hoofdzakelijk mensen die hun hond aan het uitlaten waren en geen cent op zak hadden. Toch was de ervaring positief: Er werd vaak heel vriendelijk gereageerd. We moesten evenwel toch aan wat eten zien te komen. Op het laatst ben ik een supermarktje ingelopen. Ook daar heb ik uitgelegd wat we aan het doen waren. De beloning was een gesneden wit brood en een pakje gesneden kaas. Thuis zou ik het nooit eten, maar wat voelden wij ons dankbaar!"
"De tweede dag hebben we een Franciscaner project bezocht. Het adres (een kerk) hadden we uit het boekje met adressen van hulporganisaties. Broeder Markus (een priester) en zuster Francisca waren de leidende figuren. Toen wij daar kwamen was het aardig weer. Er waren veel mensen op de binnenplaats. Zij konden er wat te eten en te drinken krijgen. Wijzelf hadden aan eten op dat moment geen behoefte omdat we kort ervoor een deel van het wittebrood met kaas hadden verorberd. Er waren opvallend veel Oost-Europeanen. Het praten met hen ging niet eenvoudig; ze kenden weinig Duitse en Engelse woorden. Het waren niet alleen daklozen. Er waren ook werklozen die door schulden en te kleine woonruimte in de puree zaten. Met hulp van dit Franciscaner project probeerden ze hun bestaan weer op de rails te krijgen. Naast de aandacht en de maaltijden die ze vanuit het project kunnen krijgen, kunnen ze er ook werkervaring opdoen."
"Er werd in die kerk een Eucharistieviering gehouden. We hebben besloten deze bij te wonen. Tot de aanwezigen behoorde onder anderen een oude man die met een winkelwagentje als rollator de kerk was binnengestrompeld en in de buurt van broeder Markus plaatsgenomen had. Op een gegeven moment liep broeder Markus naar deze man toe, legde een hand op diens schouder en zei: 'We zijn blij dat ook u er weer bij bent.' Met dit gebaar bevestigde hij wat ik al had menen te kunnen waarnemen: In dit project werd een soort thuis gecreëerd. In ieder geval leefde er zoiets als gemeenschapszin. Je merkte dat ook als je elkaar op straat tegenkwam. Die oude man kruiste later op de dag ons pad weer. Hij bleek niets te eten te hebben. Als vanzelf stonden wij wat af van het weinige dat we zelf hadden."
"Een ander project dat we in het adressenboekje hadden gevonden was een opvangcentrum waar je voor weinig geld kunt douchen, eten en drinken. Je kunt er gratis naar de wc. Het ligt vlakbij het centraal station. 's Ochtends om zes uur gaat het open. Van deze voorziening hebben we enige malen gebruik gemaakt door er naar de wc te gaan en er wat warms te drinken. Er houdt ook een sociaal werker spreekuur.
De Keulse Dom en meerdere Mariakapelletjes boden ons geregeld beschutting en gelegenheid tot meditatie."
"Zuster Francisca had ons op de soepbus gewezen. Daar kon je om negen uur 's avonds terecht. Dat vonden we te laat; we wilden op dat uur al bij onze slaapplaats onder een brug zijn. We gingen daarom op zoek naar een andere gelegenheid. Die meenden we gevonden te hebben, eentje waar je slechts voor het eten behoefde te betalen als je er geld voor had. Toen we daar aankwamen, bleek de zaak gesloten te zijn. Dan toch maar op zoek naar het plein waar soep werd uitgedeeld. Dankzij de hulp van andere daklozen hebben we dat plein gevonden. Ook de soepbus bleek een voorziening te zijn waaraan door daklozen zelf werd meegewerkt. Die dag was er door iemand gekookt die we 's middags in het project van de Franciscanen hadden gezien. Ik denk dat zo'n tachtig mensen zich op het plein hadden verzameld. Op die toeloop was gerekend; we zagen er mensen lopen die er duidelijk waren om de orde te bewaken. Die avond ging er trouwens een vrouw helemaal door het lint. Wat er aan de hand was is ons niet duidelijk geworden.
We kregen soep met brood zonder dat we hoefden te vertellen dat we dakloos waren. Na de maaltijd zijn er wel vragen gesteld. We hebben toen natuurlijk uitgelegd waarmee we bezig waren. Dat leverde geen negatieve reacties op.
We hadden die nacht onder een brug willen slapen, maar daar kregen we geen kans voor. Een jongeman uit Bangladesh vond dat veel te gevaarlijk voor ons. Hij bood ons zijn woonkamertje aan. We hebben dat aanbod aanvaard. Hij sliep zelf in de keuken. We zouden hem er later wat geld voor toesturen, namen we ons voor. Van professionals hadden we gehoord dat de uitkering voor een dakloze 399 euro per maand is. Of dat ook voor onze gastheer gold, weet ik niet."
"We hebben de derde dag in plaats van in kerken en kapellen in winkelcentra rondgehangen; daar was het droog. In eentje hebben we een tijd het gemakkelijke zitje in beslag genomen. We hebben daar een kringgesprek gehouden. Ik vermoed dat we daar zo rustig en lang konden zitten omdat men in ons geen echte daklozen zag."
"Ik bleef het gevoel houden dat we de ervaring van het slapen in de buitenlucht niet mochten missen. Na enig aandringen kreeg ik de anderen mee; we zouden nog een poging wagen. Mijn oog was op een poort onder een flatgebouw nabij het stadscentrum gevallen waar we tussen de geparkeerde fietsen onze slaapzak konden uitrollen. De plaats lag wat van de weg af. Het vloeroppervlak van het gebouw zou ons ruimschoots beschutting tegen de regen kunnen geven. Voor de warme hap hadden we weer voor de soepbus gekozen. Toen we na de maaltijd bij het uitverkoren flatgebouw aankwamen, bleek de plaats minder aantrekkelijk te zijn dan we hadden verwacht. Er was veel verlichting en er werd door bewoners erg naar ons gekeken. Mijn gezellinnen stelden voor om naar de tent te gaan waar we de eerste nacht hadden doorgebracht of om te kijken of we nog een keer bij die Bengalees terecht konden. Mij vonden ze echter niet aan hun zijde. Ik vond dat we minimaal één keer in de openlucht geslapen moesten hebben. Nu die plaats onder het flatgebouw niet door kon gaan (daar waren we het roerend over eens), moest het toch maar een echte brug worden; er was er eentje in de buurt. De anderen lieten zich overtuigen."
"Zonder te willen suggereren dat een kartonnen doos een comfortabel onderkomen is, wil ik toch wel vaststellen dat ik die nacht vaak naar een kartonnen doos heb verlangd. Het was er vuil en stoffig en tochtig. We hadden bedacht dat we in die omstandigheden het best konden proberen zittend te slapen. Nou, dat bleek niet te werken. Ik ben toen gaan liggen met de slaapzak over me heen. Daarmee had ik me weliswaar tegen de frisse avondlucht beschermd, maar de hardheid van mijn ligplaats en de uit de grond optrekkende kou kon ik op die manier niet op afstand houden. Vervolgens ben ik óp de slaapzak gaan liggen. Dat maakte het liggen aangenamer, maar warm was het allerminst. Uiteindelijk ben ik in de slaapzak gekropen, op advies van Frank de Waele zonder mijn schoenen uit te trekken. Er drong toen weliswaar weer meer kou uit de grond door in mijn botten en spieren, maar de frisheid van de buitenlucht had minder vat op me. Mijn leeg rugzakje diende tot rustplaats van mijn hoofd. In die toestand ben ik nog in slaap gevallen ook. Eén van de andere vrouwen is het ook zo vergaan. De derde heeft geen oog dicht gedaan. Die voelde zich niet echt op haar gemak, en ze had last gehad van lichten van auto's die ons dicht passeerden."
"Na zo'n nacht onder een brug stel je het opstaan niet onnodig uit. We hadden nog wat te eten - griesmeelkoek van de soepbus -, maar we hebben toch niet getreuzeld met naar het opvangcentrum te gaan waar je je kunt opfrissen en waar je voor weinig geld wat kunt eten en drinken. In de loop van de ochtend hebben we nog een vrouwenproject bezocht.
Pas in de middag hebben we onze spullen op het station uit de kluis gehaald. Het eerste dat ik daarna heb gedaan was een belegd broodje kopen."
"Het Boeddhisme gaat niet over resultaten behalen. Ik zou kunnen zeggen dat mijn ervaring zich heeft verdiept. Ook dat is natuurlijk een resultaat te noemen. Een positief resultaat, want ik ben blij dat ik het gedaan heb. Ik ben ook blij dat het is gegaan zoals het gegaan is. Eén van mijn gezellinnen heeft vorig jaar de straatretraite in Brussel gedaan. Dat was onder leiding van Frank de Waele. Bij die gelegenheid is zij peacemaker geworden. Toen bestond de groep uit 24 mensen. Ze sliepen met zijn vierentwintigen op straat. Dat voelt toch anders dan wanneer je met drie vrouwen bent. Maar waardoor het vooral minder rijk aan ervaringen was, was het volgende. Als zij zich bij een project meldden, werden ze een zaaltje ingebonjourd en kregen ze een videofilm over het project te zien. Hierdoor kwamen zij minder met individuele daklozen in contact en konden ze minder bedelervaring opdoen. Doordat wij met ons drieën waren, konden wij gemakkelijker met en tussen de daklozen leven. Dat is toch heel anders."
"We hebben tijd besteed aan het verwerven van de primaire middelen van bestaan. Daar zijn we echter niet de hele dag mee bezig geweest. We hebben ook tijd gehad voor meditatie en kringgesprekken.
In het midden van de kring worden door de deelnemers voorwerpen neergelegd. Dat kan van alles zijn, zoals een ring, een sleutel of een twijgje dat je op de grond hebt gevonden. Wie er behoefte aan heeft om wat te zeggen, neemt een van de voorwerpen in zijn of haar hand. In ons geval dus háár hand. Dat is voor de anderen het teken dat die ene wat gaat zeggen. Zolang zij aan het woord wil blijven, houdt zij dat voorwerp bij zich. Is zij uitgesproken, dan legt zij het voorwerp terug. Dan kan een ander een voorwerp pakken en gaan praten. Je praat niet om antwoord te krijgen. Er wordt niet gereageerd. Wat er wel wordt verwacht is dat de anderen luisteren. Een kringgesprek is dus ook een oefening in het luisteren en wel zonder dat je je een oordeel aanmatigt over wat je hebt gehoord."
"We hebben geëvalueerd. Geen van ons drieën had spijt van de straatretraite. Er zijn trouwens ook geen vervelende dingen gebeurd. We gingen erheen voor de Boeddhistische oefening. Het was er niet om begonnen om te onderzoeken hoe ver we konden gaan in het kunnen verdragen van een moeilijke situatie. We zouden bovendien bij elkaar blijven. En het belangrijkste is wellicht dat wij een stuk zelfredzamer zijn dan de meeste echte daklozen, zeker als je het vergelijkt met de daklozengroep in Nederland, waarbij vaak sociaalpsychologische problemen en verslavingsproblematiek een rol spelen.
In die Keulse dagen hebben we weinig groente en fruit gegeten; we moesten het doen met wat de pot schafte. Daardoor heb ik het als een luxe ervaren dat we de derde dag een appel konden kopen. Eén appel voor ons drieën. We voelden ons heel rijk. Een andere weldadige ervaring was de afwezigheid van onrust; de onrust die je thuis kan voelen door het besef dat je nog van alles moet doen."
"Het was niet moeilijk om na thuiskomst te bepalen waar we geld heen zouden sturen. Ten eerste hebben we wat geld naar die jongen gestuurd die ons een nacht in huis heeft gehad. Het andere deel van het vooraf vastgestelde bedrag hebben we per bank naar twee hulpprojecten overgemaakt, het Franciscaner project (dat ook met de soepbus samenwerkt) en het opvangcentrum in de buurt van het hoofdstation waar je je kunt opfrissen en voor weinig geld wat kunt eten."
"Ik ga ongetwijfeld nog eens een straatretraite zoals in Keulen doen, maar ik overweeg eerst aan een bearing witness retraite in Auschwitz deel te nemen. Dat heb ik me voor volgend jaar voorgenomen. Aan die retraite nemen mensen vanuit de hele wereld deel. Wat daar gebeurt is dat je probeert door te dringen tot de kern van het kwaad door het voluit in je bewustzijn te laten binnenkomen. In kleiner verband heb ik zo'n soort retraite meegemaakt in Ravensbrück. Daar waren mensen bijeen van, laat ik het maar zo zeggen, zowel de daders- als de slachtofferskant. Die retraite heeft veel indruk op me gemaakt."
"Wat ik als Boeddhist steeds meer leer is de weg van het midden volgen. Doe wat je vindt dat je moet doen, maar leef ook het leven zoals het op je weg komt. Ik kan me wel bewust zijn van al het kwaad en het onaangename in de wereld, maar ik kan die last niet op mijn schouders nemen. Wel moet ik blijven proberen zelf het goede te doen en me bewust te zijn van het 'kwaad' in mezelf. Meditatie helpt erbij de geest rust te verschaffen."
Nijkerk, 27 december 2014
***
terug naar de beginpagina van teksten van Loek Meijer
terug naar de beginpagina van de website