door Joke Clazing
Toen wij terugkwamen van het paasweekend op de camping, waren er opeens nieuwe mensen in het buurhuis. Het had zo lang leeg gestaan, dat we allemaal verbaasd waren dat het toch nog verkocht was. En na maar een week getimmer en geboor kwam al de verhuiswagen voorrijden. Toen ik die maandag erna uit school kwam - het was opeens warm geworden - hoorde ik voorzichtige voetstappen in de tuin van de buren. Ik keek door het gat in de heg en zag de jongen. Hij was zo te zien wel wat jonger dan ik; misschien een jaar of elf. En behalve zijn aarzelende stappen, keek hij ook anders. Hij herinnerde mij een beetje aan onze herdershond. Je kon altijd zien wanneer hij ergens naar luisterde. Zijn oor draaide zo mooi mee in de richting van het geluid. Ook de jongen leek meer te luisteren dan te kijken.
"Is daar iemand?" vroeg hij opeens, zijn gezicht naar mij gekeerd.
"Ja, ik ben het, het buurmeisje."
Er is iets met zijn ogen, drong het tot me door; hij ziet mij gewoon niet.
"Ha," klonk hij blij, "ik ben Robby en jij?"
Terwijl ik vertelde dat ik Gemmy heette, kwam hij ook naar het gat in de heg. Ieder in onze eigen tuin, wisselden we 'gegevens' uit.
Hij zat in groep zeven, en ik in de brugklas. Hij had nog een zus, en ik had twee broers. Wij hadden alleen een hond en niet zoals zij, ook een kat. Voorzichtig vroeg ik hem of hij op een 'gewone' school zat. Ik herinnerde me namelijk ooit 'ns gehoord te hebben over internaten voor blinde kinderen.
"Tegenwoordig hoeft dat niet meer. Alleen in sommige gevallen nog. We hebben een begeleider, niet de hele dag hoor, maar eentje die de meester helpt als die niet weet hoe die bepaalde dingen moet doen met mij."
"Vind je dat moeilijk?"
"Soms," antwoordde hij. "Bij gym zou ik ook wel eens de beste willen zijn."
Eigenlijk kon ik me daar wel iets bij voorstellen. Even verbaasde het me dat we het er niet over gehad hadden. Ik had niet gevraagd of hij blind was en hij zei het niet.
"Kun je het zo goed zien aan mij?" vroeg hij, alsof hij gedachten kon lezen.
"Een beetje maar," zei ik terwijl ik aan een foto moest denken van een oude blinde man, met een regenjas aan en een donkere bril op. Robby was eigenlijk verder heel gewoon. Plotseling dacht ik aan de boomhut in hun tuin. De vorige bewoners hadden een meisje van mijn leeftijd. En hoewel ik verder meestal met jongens speelde, zat ik soms uren met haar in de boomhut. We keken naar vogels en aten koekjes. Nu eens nam ik die mee, dan weer deed zij dat.
"Ben je al in jullie boomhut geweest?"
"Neuh, mijn ouders denken dat ik dat niet kan."
"Tuurlijk wel," antwoordde ik; "zullen we samen gaan?"
Misschien kwam het door de tijd met Nelleke. Ze was zo'n leuk klein meisje. Niet zo'n druk kind, maar eentje dat altijd bijzondere opmerkingen had. Dan zat ze een tijdje te kijken en dan kwam er weer eentje, alsof ze er als een hennetje op had zitten broeden.
Hij keek zomaar heel blij en ook een beetje alsof we een geheim hadden, zo leek het.
"kun je door het gat?" vroeg hij, met een stout lachje om z'n mond. Misschien dacht hij wel dat ik groot en dik was. Opeens realiseerde ik me, dat hij niet wist hoe ik er uit zag. Dat leek me nou een gek idee: dat je alleen maar tegen een stem stond te praten totdat … Ja, totdat iemand de ander haar uiterlijk beschreef. Ik kroop door de heg en pakte hem bij zijn hand.
"Wacht even," zei ik en kroop haastig weer naar onze tuin. Ik haalde een pakje met twee liga's uit mijn fietstas en was meteen terug.
"Hier is de ladder," vertelde ik hem, terwijl ik zijn hand op één van de sporten legde. "Ga jij maar eerst, dan loop ik achter je aan."
Voorzichtig ging hij naar boven tot hij bijna bij de ingang was. Hij boog zich naar voren en Ik legde mijn hand op zijn hoofd, zodat hij zich niet tegen het overstekende dakje kon stoten. Hij draaide zich langzaam om en schoof met zijn kont eerst de ingang in en trok na een vlugge verkenning zijn benen binnenboord.
"Jij kunt er ook bij!" riep hij en het klonk een beetje gedempt achter de flap.
Ik ging dezelfde weg als hij, op dezelfde manier. We pasten met opgetrokken benen maar net in de hut, omdat de oude schatkist er ook nog steeds was. Hij had hem al ontdekt en ik vond het grappig om te zien hoe snel hij hem open had.
"Er zit vast geen schat meer in, hè?" merkte hij toch een beetje teleurgesteld op. "Die andere mensen zijn hier al een paar maanden weg."
Tot onze grote verrassing vond hij echter opeens twee pakjes drinken, vast door Nelleke hier achter gelaten. Ze zaten in een oude stoffen tas gerold, zodat het even duurde eer we wisten wat het was.
"Ik vind het zo leuk dat je me hierheen hebt gebracht," vertrouwde hij mij toe. "Pappa en mamma zouden dat niet zo snel durven. Ze denken nogal eens dat ik ga vallen."
"Als je eenmaal de weg weet, ben je helemaal niet onhandig, denk ik."
Ik dacht dat ik hoorde dat hij blij was en een beetje lachte; zo klonk het in elk geval. Grappig eigenlijk, bedacht ik me, dat je opeens op andere dingen let, wanneer je iemand niet kon zien. Het was namelijk nogal schemerig daar boven.
"Kun je je nou een voorstelling maken van deze hut?" vroeg ik een beetje verlegen.
"Tuurlijk. Ik vind met mijn handen altijd een puzzel, zo noem ik dat in mijn hoofd. Ik denk alle stukjes die ik gevoeld heb aan elkaar en het wordt een hut."
Ik moest er erg om lachen, want ik vond het ècht leuk zoals hij dat vertelde. Ik hielp hem even het rietje in het pakje te stoppen, omdat het zo vervelend was als je sap over je handen knoeide. En terwijl we zo stilletjes zaten te drinken, kon ik me goed voorstellen dat we hier deze zomer nog wel vaker zouden zitten. Onmiddellijk hoorde hij tot mijn verbazing het geritsel in mijn hand, toen ik zachtjes de koeken wilde pakken.
"Laat me raden!" riep hij. "Heb je een koek? Van die ingepakte?"
"99 Punten! Bij 100 win je een raceauto!" we schoten samen in de lach. Ik gaf hem het pakje, omdat ik zelf altijd te ongeduldig was om het open te friemelen. Hij bleek dat veel beter te kunnen dan ik. Nogal wiedes; hij keek met z'n handen. Alweer zo'n gekke gedachte. Of toch niet? Hij had het ten slotte zojuist zelf zo genoemd.
"En nu moet ik bijna huiswerk maken," zei ik met een zucht, want eigenlijk was dat wel het laatste waar ik zin in had.
"Ik ga eerst," besliste ik, nadat ik heel voorzichtig een schelp uit mijn jaszak in de schatkist had gelegd, hopelijk zonder dat hij het had gehoord.
Toen we beneden waren aangekomen, vertelde ik hem dat ik een "schatje" voor hem had achtergelaten. Een grapje van Nelleke en mij. Eén van ons legde een steentje, een schelpje, een stukje glas of een plaatje in de kist, zodat de ander bij terugkomst iets leuks zou vinden. Hij lachte; een lachje dat klonk als een balletje dat van de trap af danste. En toen ik naar zijn gezicht keek, kon ik me opeens niet meer voorstellen dat ik hem zo anders had gevonden. Hij keek met z'n blauwe ogen naar me en ik bedacht dat het met dit nieuwe buurjongetje wel eens een leuke zomer kon worden.
7 maart, 2005
***
terug naar de beginpagina van podium
terug naar de beginpagina van de website